< 1 Korinthiërs 12 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1)En van de geestelijke gaven,1) broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt.2)
2)Gij weet, dat gij heidenen waart, tot de stomme3) afgoden heengetrokken,4) naar dat gij geleid werdt.5)
3)Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods6) spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn,8) dan door den Heiligen Geest.7)9)
4)En er is verscheidenheid10) der gaven, doch11) het is dezelfde Geest;12)
5)En er is verscheidenheid der bedieningen,13) en het is dezelfde Heere;14)
6)En er is verscheidenheid der werkingen, doch15) het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.16)
7)Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des17) Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is.18)
8)Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid,19) en een ander het woord der kennis,20) door denzelfden Geest;21)
9)En een ander het geloof,22) door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen,24) door denzelfden Geest.23)25)
10)En een ander de werkingen der krachten;26) en een ander profetie; en een27) ander onderscheidingen der geesten;28) en een ander menigerlei talen;29) en een ander uitlegging der talen.30)
11)Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest,31) delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil.32)
12)Want gelijk33) het lichaam een is, en34) vele leden heeft,35) en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus.36)
13)Want ook wij allen37) zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt;39) hetzij Joden,40) hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.38)41)42)
14)Want ook het lichaam is niet een lid,43) maar vele leden.
15)Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet;44) is hij daarom niet van het lichaam?
16)En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam?
17)Ware het gehele lichaam45) het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn?
18)Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam,46) gelijk Hij gewild heeft.47)
19)Waren zij alle maar een lid, waar zou het49) lichaam zijn?48)
20)Maar nu zijn er wel vele leden,50) doch maar een lichaam.51)
21)En het oog kan niet52) zeggen tot de hand: Ik heb53) u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
22)Ja veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig.54)
23)En die ons dunken de minst55) eerlijke leden des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger56) eer aan; en onze onsierlijke leden57) hebben overvloediger versiering.58)
24)Doch onze sierlijke hebben het niet van node;59) maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd,60) gevende overvloediger eer61) aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft;62)
25)Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen.63)64)
26)En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de65) leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede.
27)En gijlieden zijt het66) lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.67)
28)En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld,68) ten eerste apostelen,69) ten tweede profeten,70) ten derde leraars, daarna71) krachten, daarna72) gaven der gezondmakingen,73) behulpsels,74) regeringen,75) menigerlei talen.76)
29)Zijn zij allen apostelen?77) Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten?
30)Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers?78)
31)Doch ijvert naar de beste gaven;79) en ik wijs u een weg, die nog80) uitnemender is.